Dag 6 Dieren en het christelijkgeloof

24-01-2016 19:42

CEV Genesis 9:1-29

1 God said to Noah and his sons:

  • I am giving you my blessing. Have a lot of children and grandchildren, so people will live everywhere on this earth.
  • 2 All animals, birds, reptiles, and fish will be afraid of you. I have placed them under your control,
  • 3 and I have given them to you for food. From now on, you may eat them, as well as the green plants that you have always eaten.
  • 4 But life is in the blood, and you must not eat any meat that still has blood in it.
  • 5-6 I created humans to be like me, and I will punish any animal or person that takes a human life. If an animal kills someone, that animal must die. And if a person takes the life of another, that person must be put to death.

 

  • 7 I want you and your descendants to have many children, so people will live everywhere on earth.8 Again, God said to Noah and his sons:
    •  
    • 9 I am going to make a solemn promise to you and to everyone who will live after you.
    • 10 This includes the birds and the animals that came out of the boat.
    • 11 I promise every living creature that the earth and those living on it will never again be destroyed by a flood.
    • 12-13 The rainbow that I have put in the sky will be my sign to you and to every living creature on earth. It will remind you that I will keep this promise for ever.
    • 14 When I send clouds over the earth, and a rainbow appears in the sky,
    • 15 I will remember my promise to you and to all other living creatures. Never again will I let flood waters destroy all life.
    • 16 When I see the rainbow in the sky, I will always remember the promise that I have made to every living creature.
    • 17 The rainbow will be the sign of that solemn promise.18 Noah and his sons, Shem, Ham, and Japheth, came out of the boat. Ham later had a son named Canaan.19 All people on earth are descendants of Noah's three sons.20 Noah farmed the land and was the first to plant a vineyard.21 One day he got drunk and was lying naked in his tent.22 Ham entered the tent and saw him naked, then went back outside and told his brothers.23 Shem and Japheth put a robe over their shoulders and walked backwards into the tent. Without looking at their father, they placed it over his body.24 When Noah woke up and learnt what his youngest son Ham had done,25 he said, “I now put a curse on Canaan! He will be the lowest slave of his brothers. 26 I ask the LORD my God to bless Shem and make Canaan his slave.27 I pray that the LORD will give Japheth more and more land and let him take over the territory of Shem. May Canaan be his slave.”28 Noah lived three hundred and fifty years after the flood29 and died at the age of nine hundred and fifty.

      Gods verbond met de mensen

      1 God zegende Noach en zijn zonen en zei tegen hen: "Zorg dat jullie kinderen krijgen, zodat er heel veel mensen op aarde zullen komen. Ga over de hele aarde wonen. 2 En de dieren op het land, de vogels in de lucht en de vissen in de zee zullen opschrikken als ze jullie zien. Ze zijn voor jullie. 3Voortaan mogen jullie alles eten. Niet langer alleen de planten, maar ook de dieren. 4 Jullie mogen alleen geen vlees eten waar het bloed nog in zit. Want in het bloed zit het leven. 5 Luister goed: Ik eis het leven van iedereen die iemand doodt. Hij moet met zijn eigen leven betalen. Dieren die een mens doden moeten met hun eigen leven betalen en mensen die een mens doden moeten met hun eigen leven betalen. 6 Iedereen die een mens doodt, zal daarvoor met zijn eigen leven moeten betalen. Hij moet worden gedood. Want hij heeft iemand gedood die op Mij lijkt. 7 Zorg dat jullie kinderen krijgen, zodat er heel veel mensen op aarde zullen komen. Want Ik wil dat er heel veel mensen op aarde komen."

      8 God zei tegen Noach en zijn zonen: 9 "Ik sluit een verbond met jullie en met jullie familie ná jullie. 10 Dat verbond geldt ook voor alle dieren die met jou uit de boot gekomen zijn: vogels, vee en wilde dieren, alle dieren van de aarde. 11 Met dat verbond beloof Ik dat Ik nooit meer alles wat op aarde leeft door een grote overstroming zal doden. Nooit meer zal een overstroming de hele aarde vernietigen. 12 Ik zal jullie een teken geven van dat verbond. Een teken waaraan de mensen voor eeuwig zullen kunnen zien dat Ik een verbond heb gesloten met hen en met alles wat leeft. 13 Ik zet een regenboog in de wolken. Die boog is het eeuwige teken van mijn verbond met de aarde. 14Telkens als het regent, zal de regenboog in de wolken te zien zijn. 15 Elke keer als Ik die boog zie, zal Ik aan het verbond denken dat Ik heb gesloten met jullie en met alles wat leeft. Nooit meer zal het zó lang regenen, dat de hele aarde overstroomd raakt en al het leven op aarde wordt vernietigd. 16 Als Ik de boog in de wolken zie, zal Ik denken aan het eeuwige verbond dat Ik met alle levende wezens op aarde heb gesloten." 

      17 En God zei tegen Noach: "De regenboog is het teken van het verbond dat Ik heb gesloten met jullie en met alles wat op aarde leeft."

      Noach en zijn drie zonen

      18 De zonen die met Noach uit de boot waren gekomen, waren Sem, Cham en Jafet. Cham had een zoon: Kanaän. 19 Dit waren de drie zonen van Noach. Uit hen zijn alle mensen op aarde ontstaan. 

      20 Noach werd boer en plantte een wijngaard. 21 Toen hij van de wijn had gedronken, werd hij dronken. Hij kleedde zich uit en lag naakt in zijn tent. 22 Cham, de vader van Kanaän, zag dat zijn vader naakt in zijn tent lag. Hij vertelde het buiten aan zijn broers. 23 Toen haalden Sem en Jafet een mantel. Die legden ze over hun schouders. Daarna liepen ze achteruit de tent in om hun naakte vader te bedekken. Ze keken niet om, zodat ze hun vader niet naakt zouden zien. 24 Toen Noach zijn roes had uitgeslapen, hoorde hij wat zijn jongste zoon had gedaan. 25 Hij zei boos: "Ik vervloek Kanaän! Hij zal een knecht van zijn broers worden, hun minst belangrijke knecht! 26 Sem zal door de Heer gezegend worden. Maar Kanaän zal zijn knecht zijn. 27 En God zal Jafet tot een grote familie maken. Jafets familie zal in de woonplaatsen van Sem wonen. Maar Kanaän zal zijn knecht zijn." 

      28 Noach leefde na de overstroming nog 350 jaar. 29 Hij stierf toen hij 950 jaar was.